Cactus2000 | About | Data protection | Donate | Email

On this page, you find a table with all Dutch irregular verbs.

Irregular Dutch Verbs

Infinitive	Past Indicative	Past Indicative	Past Participle	Auxiliary verb	English
bakken	bakte	bakten	gebakken	hebben	to bake
beginnen	begon	begonnen	begonnen	zijn	to begin
begrijpen	begreep	begrepen	begrepen	hebben	to understand
bergen	borg	borgen	geborgen	hebben	to save
bewegen	bewoog	bewogen	bewogen	hebben	to move
bezoeken	bezocht	bezochten	bezocht	hebben	to visit
bieden	bood	boden	geboden	hebben	to offer
bijten	beet	beten	gebeten	hebben	to bite
binden	bond	bonden	gebonden	hebben	to bind
blijven	bleef	bleven	gebleven	zijn	to stay
breken	brak	braken	gebroken	hebben,zijn	to break
brengen	bracht	brachten	gebracht	hebben	to bring
denken	dacht	dachten	gedacht	hebben	to think
doen	deed	deden	gedaan	hebben	to make
dragen	droeg	droegen	gedragen	hebben	to carry
dringen	drong	drongen	gedrongen	hebben,zijn	to push
drinken	dronk	dronken	gedronken	hebben	to drink
duiken	dook	doken	gedoken	hebben,zijn	to dive
eten	at	aten	gegeten	hebben	essen
gaan	ging	gingen	gegaan	zijn	to go
genezen	genas	genazen	genezen	hebben,zijn	to convalesce
geven	gaf	gaven	gegeven	hebben	to give
hangen	hing	hingen	gehangen	hebben	to hang
hebben	had	hadden	gehad	hebben	to have
helpen	hielp	hielpen	geholpen	hebben	to help
heten	heette	heetten	geheten	hebben	to call
houden	hield	hielden	gehouden	hebben	to hold
kiezen	koos	kozen	gekozen	hebben	to choose
kijken	keek	keken	gekeken	hebben	to watch
klimmen	klom	klommen	geklommen	hebben,zijn	to climb
komen	kwam	kwamen	gekomen	zijn	to come
kopen	kocht	kochten	gekocht	hebben	to buy
krijgen	kreeg	kregen	gekregen	hebben	to get
kunnen	kon	konden	gekund	hebben	to be able
lachen	lachte	lachten	gelachen	hebben	to laugh
laten	liet	lieten	gelaten	hebben	to let
lezen	las	lazen	gelezen	hebben	to read
liegen	loog	logen	gelogen	hebben	to lie (to tell a lie)
liggen	lag	lagen	gelegen	hebben	to lie
lopen	liep	liepen	gelopen	hebben,zijn	to run
moeten	moest	moesten	gemoeten	hebben	to have to
mogen	mocht	mochten	gemoogd	hebben	to like
nemen	nam	namen	genomen	hebben	to take
ontvangen	ontving	ontvingen	ontvangen	hebben	to receive
rijden	reed	reden	gereden	hebben,zijn	to ride
roepen	riep	riepen	geroepen	hebben	to call
schieten	schoot	schoten	geschoten	hebben	to shoot
schijnen	scheen	schenen	geschenen	hebben	to shine
schrikken	schrok	schrokken	geschrokken	zijn	to scare
schrijven	schreef	schreven	geschreven	hebben	to write
slapen	sliep	sliepen	geslapen	hebben	to sleep
sluiten	sloot	sloten	gesloten	hebben	to close
snijden	sneed	sneden	gesneden	hebben	to cut
spreken	sprak	spraken	gesproken	hebben	to speak
springen	sprong	sprongen	gesprongen	hebben,zijn	to jump
staan	stond	stonden	gestaan	hebben	to stand
steken	stak	staken	gestoken	hebben	to sting
stelen	stal	stalen	gestolen	hebben	to steal
sterven	stierf	stierven	gestorven	zijn	to die
trekken	trok	trokken	getrokken	hebben,zijn	to pull
vallen	viel	vielen	gevallen	zijn	to fall
vangen	ving	vingen	gevangen	hebben	to catch
varen	voer	voeren	gevaren	hebben,zijn	to sail
vechten	vocht	vochten	gevochten	hebben	to fight
verbieden	verbood	verboden	verboden	hebben	to forbid
verdwijnen	verdween	verdwenen	verdwenen	zijn	to disappear
vergeten	vergat	vergaten	vergeten	hebben,zijn	to forget
verlaten	verliet	verlieten	verlaten	hebben	to leave
verliezen	verloor	verloren	verloren	hebben	to lose
vertrekken	vertrok	vertrokken	vertrokken	zijn	to leave
vinden	vond	vonden	gevonden	hebben	to find
vliegen	vloog	vlogen	gevlogen	hebben,zijn	to fly
vragen	vroeg	vroegen	gevraagd	hebben	to ask
wassen	waste	wasten	gewassen	hebben	to wash
werpen	wierp	wierpen	geworpen	hebben	to throw
weten	wist	wisten	geweten	hebben	to know
wijzen	wees	wezen	gewezen	hebben	to indicate
willen	wilde	wilden	gewild	hebben	to want
winnen	won	wonnen	gewonnen	hebben	to win
worden	werd	werden	geworden	zijn	to become
zeggen	zei	zeiden	gezegd	hebben	to say
zenden	zond	zonden	gezonden	hebben	to send
zien	zag	zagen	gezien	hebben	to see
zijn	was	waren	geweest	zijn	to be
zingen	zong	zongen	gezongen	hebben	to sing
zitten	zat	zaten	gezeten	hebben	to sit
zoeken	zocht	zochten	gezocht	hebben	to search
zullen	zou	zouden	-------	-------	shall
zwemmen	zwom	zwommen	gezwommen	hebben,zijn	to swim
zwijgen	zweeg	zwegen	gezwegen	hebben	to fall silent

Languages at Cactus2000:

Conjugation tables, conjugation trainers, adjectives, written numerals, travel vocabulary, ...

• English
• French
• German
• Italian
• Latin
• Dutch
• Portuguese
• Romanian
• Spanish

Conjugation tables (verbs)
• English • French • German • Italian • Latin	• Portuguese • Romanian • Spanish • Dutch
Nouns (declension)
• German	• Latin
Adjectives (declension)
• French • German • Italian	• Latin • Spanish
Conjugation trainers
• French • German • Italian	• Latin • Spanish
Declension trainer
• French (adjectives) • Latin: adjectives - nouns - pronouns
Written numerals
• English • French • German	• Italian • Latin • Spanish

Also online:
• Unit converters
• Bicycle tours
• Car plates
• Small travel vocabulary (pdf)
• Time of sunset

Entertainment • Geography quiz
• Quiz of countries
• Quiz of rivers and towns
• Quiz of flags, arms, and coins
• Quiz of towns and countries
• Animal quiz
• Brain training
• Find the difference
• Math trainer
• Puzzle
• Galleries

Cactus2000: Quiz of countries

USA

All states
in the U.S.A.

Various questions

Bernd Krüger, 2018
Cactus2000